Beeldnummer: SME001002995
Habijt van de zwartzusters, grauwzusters of cellezusters in 1794
Beschrijving
Deze afbeelding behoort tot de band 'Malines. Costumes Religieux', een verzameling van 75 tekeningen, toegeschreven aan Jean François Mardulyn (1751-1843), gewijd aan de habijten of voorgeschreven kledij in de Mechelse kloosters en andere religieuze instellingen. De laatste vier tekeningen geven de uniformen weer van de behoeftige of verlaten kinderen of wezen die opgenomen waren in de Mechelse godshuizen.
De zwartzusters van het Mechelse convent van Galilea behoorden tot de oudste religieuze instituten van de stad. Ze vormden de vrouwelijke tak van de beweging waar ook de cellebroeders toe behoorden. De zusters hadden drie "cellen" in de stad waarvan deze op Schermoelsblok de grootste was. Al vanaf de 14de eeuw waren zij actief in de plaatselijke zieken- en thuisverpleging. In 1463 nam de gemeenschap, die op dat ogenblik uit 14 zusters bestond, de regel van Sint-Augustinus aan, waarbij ze hun grauwe habijt inruilden voor een zwarte. Tijdens de Franse revolutie werden de kloosterlingen uit hun convent verdreven, maar hun gemeenschap mocht actief blijven omwille van hun maatschappelijk belang.
Bij aanvang van de 19de eeuw kregen de zwartzusters opnieuw erkenning vanwege de overheid dankzij hun verzorgende functie. In 1804 vestigden ze zich in de Voochtstraat. Vanaf toen breidde de gemeenschap haar activiteiten sterk uit. Zwartzusters werden oa tewerkgesteld in de Sint-Jozefklinieken van Turnhout en Mechelen. In 1966 fusioneerden de Mechelse zwartzusters met 2 andere gemeenschappen tot een nieuwe "congregatie van de diocesane zusters van Overijse-Mechelen". Bij die gelegenheid werd het klooster in de Voochtstraat verkocht aan de zusters norbertijnen van het convent van Nazareth. Vandaag verblijven de zusters in Berlaar. De kloosterarchieven worden bewaard in het KADOC te Leuven.