Beeldnummer: SME001001471
Zicht op binnenkoer van het klooster der Karmelietessen in 1780
Beschrijving
Op de achtergrond de torenspits van de Sint-Janskerk en de Sint-Romboutstoren.
Tijdens de godsdiensttroebelen zou een groep karmelietessen (vrouwelijke pendant van de karmelieten) zich na de vernietiging van hun klooster (12 februari 1578) in veiligheid gebracht hebben in een huis in de Koeistraat (huidige Frederik de Merodestraat). Het verhaal luidt dat ze het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Troost bij zich hadden. Waar hun oorspronkelijke klooster zich bevond, of het effectief karmelietessen betrof en hoe lang ze te Mechelen verbleven hebben, kon niet achterhaald worden.
Pas in 1616 krijgen we zekerheid over de aanwezigheid van karmelietessen in de Dijlestad. De stadsmagistraat ging toen in op een aanbevelingsbrief van de aartshertogen Albrecht en Isabella om een vestiging van de karmelietessen toe te laten binnen de stadsmuren.
De karmelietessen (te Mechelen ook theresianen genoemd) vonden een onderkomen aan de Lange Biest (huidige Sint-Janstraat). Ze huurden er twee huizen van Willem de Ruysschen. De kersverse gemeenschap stond onder de leiding van Eleonora van Sint-Bernardus. Zij maakte deel uit van de hoogste internationale adel. Ook andere leden van Mechelse karmel kwamen uit gegoede milieus.
In 1618 konden de karmelietessen de twee huizen kopen. Gedurende de daaropvolgende jaren werden verscheidene andere huizen en gronden aangekocht. Dit ging gepaard met allerhande bijkomende verbouwingen. Op die manier kreeg het klooster in 1711 uiteindelijk zijn definitieve vorm.
Zoals vele andere geestelijke instellingen konden ook de karmelietessen niet ontsnappen aan de hervormingsdrang van de keizerkoster Jozef II. Hij schafte de orde af door zijn decreet van 1 maart 1783 betreffende de onnutte kloosters. Enkele zusters namen toen hun intrek in een huis op het Sint-Romboutskerkhof.
In de daarop volgende jaren wisselde het gebouw aan de Lange Biest verschillende keren van eigenaar en bestemming. Zo deed het gedurende een tijd dienst als hulpkazerne voor de Oostenrijkse troepen. In 1788 kwam een deel ervan in handen van de familie de Perceval. Drie jaar later verkochten de Fransen het als nationaal goed. Op dat ogenblik waren er een salpeter- en chocoladefabriek in gevestigd. Uiteindelijk kwam het eigendom in 1834 in handen van de apostelinnen. Zij bleven er tot diep in de twintigste eeuw. Tot 2010 was er een school voor buitengewoon onderwijs, de Mariaschool, gevestigd in het voormalige klooster.
De karmelietessen kregen vanaf 1845 een tweede leven in het voormalige keizerlijke artilleriearsenaal aan de Adegemstraat.